top of page
EEN SLECHTE HAARDAG

​

Uit 'Over dood, verderf en een klein kaboutertje'

​

Ik slingerde heen en weer. De wind trok aan me, alsof hij me mee wilde nemen. Alsof hij me wilde vervoeren naar verre oorden en grote avonturen. Ik hield voet bij stuk. We hoorden bij elkaar, Marleen en ik. We waren al zo lang samen. Ik had haar zien opgroeien. Nu fietste ze, een vrolijk meisje van dertien, met verbeten gezicht door de harde oktoberwind. Ze was laat voor een afspraak. Dat was altijd direct aan haar te merken. Niet voor iedereen natuurlijk, maar voor mij. Voor mij had Marleen geen geheimen.

Ik had haar leren kennen toen ze tien jaar was. Drie jaar kenden we elkaar, bijna een leven lang! Ik zorgde er, samen met mijn team, altijd voor dat ze er tip top uitzag. Ja, Marleen en ik waren onderdeel van elkaar.

Ze stapte van de fiets af en gooide hem tegen de muur. Ze rende de stoep over. Vreemd, ik kende het hier niet. Marleen leek precies te weten waar ze moest zijn. Ze struikelde naar binnen en stond hijgend voor de receptioniste. Die keek haar ongeïnteresseerd aan.

"Ja?" klonk haar druilerige stem. Marleen zei dat ze een afspraak had en ze mocht direct verder. Ik ging met haar mee, zoals ik altijd deed. Ik had geen idee wat me te wachten stond.


Ik zag hoe Marleen zichzelf in de spiegel bekeek. "Wauw," fluisterde ze, "gewoon… wauw. Dat ik er zó uit kon zien!" Ze straalde van blijdschap. Ze streek een hand door haar korte kapsel. Terneergeslagen zag ik hoe ze de kapster bedankte en de zaak verliet. Zonder mij. Ik lag tussen alle andere afgedankte haren op de grond. Had ik me nu maar laten vervliegen in de wind.

De kapster pakt een grote bezem en veegt de vloer aan. Ik word opgeveegd, maar het deert me niet. Ze veegt ons op een groot blik en neemt ons mee naar achteren. Vast en zeker naar de vuilnisbak; ik ben niet naïef. Wat een rotdag.

De vuilnisbak komt dichterbij, en dichterbij, en verder weg. Hé, ze loopt eraan voorbij!

Zonder zich te bedenken loopt de kapster regelrecht naar buiten, naar een klein parkeerplaatsje. Daar houdt ze het blik op de kop en tikt ermee tegen de muur. Ik voel me vallen.

De wind pakt me op. Het is alsof ik op een zachter matras lig dan waar Marleen ooit op had gelegen. De wind danst met me, brengt me naar nieuwe plaatsen. Ik had nooit geweten hoe gevangen ik had gezeten. Nu, deinend op de golven van lucht, weet ik wat ik al die tijd gemist had. Ik zit nergens meer aan vast; eindelijk ben ik vrij.

© Copyright 2020 Joran Effting WebTeam
bottom of page