
LEVEN VOOR DE DOOD
​
Uit 'Tot op het bot'
​
Diep, diep, nog dieper. Het voelt alsof je kilometers zou moeten graven om me te vinden. Ik weet ook wel dat dat niet klopt; ze gaan voor niemand zo ver graven. Wat was het, six feet under? Hoeveel meter is dat? Ik kan het niet meer opzoeken, hier in mijn kleine kistje zonder Google.
Vervelend is dat. Vervelend is ook die verveling! Ik lig hier nu toch al een tijd, denk ik. Geen idee eigenlijk, ik zou niet weten welke dag het is. Of welke maand. Of welk jaar. Misschien lig ik hier al jaren! Hoe zou het met de kinderen zijn? Ik merk nooit dat ze op bezoek komen, ondankbaar grut. Als ik nog leefde zouden ze eens wat beleven!
Ik hoor zachte, gemoffelde stemmen. Dan lig ik toch dicht bij de oppervlakte. Ik was zeker geen dure graafmachine waard, de krenten.
“…. nu weer?” Als ik me erg concentreer, kan ik wat woorden meepakken. Ze klinken geërgerd. Toch leuk hoe je emoties altijd eerder herkent dan woorden.
“Weet … veel. Jij … …slagen dement!” Nou, dat klinkt vriendelijk, zo tussen de doodskisten. Het zou zo mijn zoon kunnen zijn, die noemde mij al jaren dement. Ik was nog pienter hoor, tot op het eind!
Licht! Een lichtstraal! Voor het eerst sinds God-weet-wanneer! Mijn kist wordt geopend! Kleine Michiel, mijn kleinzoon, gooit het deksel lachend verder open.
“Opa, doe niet zo mal! Die kist is niet voor u!” hij brult van het lachen. Zijn moeder, mijn schoondochter, het kreng, trekt me hardhandig de kist uit.
“Misschien binnenkort, maar nu nog niet. Probeert u zich alstublieft te gedragen, dit is erg ongepast! Ga daar maar zitten, Pieter en ik regelen alles. Bemoeit u zich er gewoon niet mee.”
“Als het mijn kist moet worden, moet ik toch weten hoe het ligt? Het was heel verhelderend hoor, nu weet ik wat ik kan verwachten.” Ik steek mijn tong uit en ga zitten waar ze aanwees. Misschien binnenkort, inderdaad, maar ik ben nog niet dood. Jullie gaan nog wat meemaken!