
STUDENTENKAMER
​
Uit 'Bundel van zeer korte, minder korte, en ingekorte verhalen'
​
Woensdag 5 oktober 2005 liep Martin zijn studentenkamer binnen. Hij schopte zijn schoenen uit en onder het bed, zoals
elke dag. Hij keerde zich naar de grote kooi, waarbinnen hij gretig werd gadegeslagen.
‘Hoi meisje, daar ben ik weer,’ mompelde hij. Het begroetende gepiep werd overstemd door zijn studietas, die hij met een
smak in de hoek van de kamer gooide.
Hij liep weer naar de deur en draaide hem op slot. Met een zwierende beweging rolde hij de gordijnen voor het grote
raam en de deur. De kamer was in duisternis gehuld.
Op zijn knieën voor de kooi kwam hij oog in oog met zijn beste vriendin.
‘Hoi meisje,’ zei hij nogmaals, ‘wil je er even uit?’
Het deurtje knarste bij het opengaan. Vliegensvlug rende het beestje Martins arm omhoog. Ze zat al snel op zijn schouder,
haar lange staart om zijn nek geslagen. Ze knabbelde zachtjes aan zijn oor.
‘Wil je wat lekkers?’ Martin liep naar de koelkast. Zijn rat rende piepend rondjes over zijn schouders. Ze werd altijd wil-
denthousiast als ze iets kreeg. Martin pakte een lange vinger. De rat pakte hem gretig aan en begon te knagen.
​
Dinsdag 5 oktober 2007 stapte rechercheur Marksen de studentenkamer binnen. Hij gruwelde bij het binnenstappen; de
zure geur drong zijn neus gelijk binnen. De kamer zag er nog netjes uit, maar het was inmiddels bekend wat hier allemaal
gebeurd was. Marksen schreed resoluut naar de koelkast.
Door de appel heen bijten, zei hij zichzelf. Hij ademde nog eens diep in en opende de koelkastdeur.
De geur raakte hem het eerst. Alles dat hier lag was volledig verrot. Marksen bekeek de labels op de doosjes.
Marksen pakte het laatste bakje op. Met een laatste rilling trok hij de deksel eraf. Hij bekeek de inhoud, zijn knieën begaven
het en hij zakte verslagen op de grond. De bak viel en de twee grote knikkers rolden over de grond.
Ze waren kleurloos en ze leken nog maar amper op de ogen die hij zo goed kende.