PASAR MALAM
- Gaby Visser
- 8 nov 2016
- 4 minuten om te lezen

We zijn op de Pasar Malam in Middelburg, waar mijn moeder ons mee naar toe heeft gevraagd.
"Ach, eigenlijk houd ik niet zo van die Blue Diamonds,” zegt mijn moeder. “Ik vond ze vroeger al lelijk, met hun lange tanden. Maar misschien kom ik iemand tegen die ik ken dus laten we toch maar gaan.”
“Wie komen er nog meer, Marc?” vraagt ze aan mijn vriend. “Kijk even op dat computerding van je, wil je?” zegt ze gebiedend.
Hij kijkt gewillig voor haar en noemt haar de naam van een band die zie niet kent. “Nooit van gehoord. Zullen ook wel weer lelijkerds zijn,” zegt ze hardvochtig.
Mijn moeder houdt van eenvoud. Haar indeling van de mensheid is als volgt: je bent mooi of je bent lelijk. Als je lelijk bent deug je bij voorbaat niet.
“Er kan toch niemand tippen aan Andy,” gaat ze verder. Ze doelt op Andy Tielman, de leadzanger van de Tielmanbrothers.
Mijn ouders liepen weg met hem. Voor hen was hij degene die de Indo Rock naar Nederland bracht. En hij was lief, die Andy. Altijd maakte hij tijd voor een praatje. En zijn vrouw was lief en hun mooie kindje ook. Allemaal lief. Maar ja, Andy is dood.
“Alle leuke en lieve mensen gaan het eerste dood,” klaagt mijn moeder.
“Zorg jij dan maar dat je niet al te leuk en lief bent,” zeg ik tegen haar.
“Ach jij,” moppert ze.
Wat later staat mijn moeder een beetje bedremmeld in een hoekje voor het podium, alsof ze niet goed weet wat ze moet doen. Van achter lijkt ze op een twijfelend kind. Ze ziet er zo kwetsbaar uit in haar eentje. Ik loop naar haar toe en leg mijn arm om haar schouder.
“En mam, vind je het een beetje leuk?”
“Hij is oud geworden, die vent”, zegt ze, wijzend naar het podium. “Kijk maar eens naar de aders op zijn keel.”
“Die vent” is Riem de Wolf, de overgebleven broer van de Blue Diamonds. Hij zingt liedjes van vroeger en tussendoor vertelt hij waargebeurde anekdotes. “Ik was bijna dood mensen,” roept hij luid door de microfoon. “Ze hebben mijn borstkas van onder tot boven totaal opengeknipt. Maar kijk, er is een wonder gebeurd en opa is weer helemaal de oude. Ik moet het alleen wat rustiger aan doen van de dokter.”
Maar dat doet hij niet. Hij zingt non stop, en het hoeft je smaak niet te zijn, maar hij kan echt wel zingen. Zijn stem heeft aan kracht niets ingeboet. Voor een man van 73 beweegt hij zich verbazingwekkend snel op zijn eeuwige gympies. De muziek brengt me in gedachten naar het Den Haag van mijn jeugd.
Ik ben weer even helemaal in de huiskamer van mijn oma.
Ze woonde op “Het Kleine Loo” (ja, zo heette haar straat echt) en daar was ze heel trots op. Net de koningin toch…
In haar zonnige woonkamer stond een radiomeubel waar we elpees en singeltjes op mochten draaien. Meestal op haar verzoek. De Hippie Hippie Shake van de Swinging Bluejeans, Tom Jones en Elvis schalmden door de kamer, maar ook Ramona van Ruud en Riem.
“Ajo, stoelen aan de kant,” zei mijn oma dan, “Gaan jullie maar dansen.”
Ze hield zo van muziek en vrolijkheid. Zelf pakte ze dan haar waaier en ging liggen op de bank. Gehuld in haar fleurigste Kaftan, de lippen fel rood gestift, kijkend naar ons. Haar voeten volgden de maat van de muziek. Sigaretje erbij… wat wil een mens nog meer.
Een oude bekende van mijn moeder - Nico - danst ondertussen vol overgave in een rood kimonojasje in zijn uppie heen en weer.
Ze heeft hem net voor de eerste keer in jaren weer getroffen en hem verteld over het heengaan van mijn vader. Spontaan begint hij heel hard te huilen. Hij hield zo van oom Bert…
“Iedereen gaat dood, Nico,” zegt mijn moeder streng, maar ik zie dat zijn reactie haar ontroert.
Nu staat hij weer op de dansvloer. Hij houdt zo van muziek, die Nico… Dan kan hij alle ellende van de wereld voor even vergeten. En ellende heeft hij meer dan genoeg gehad in zijn leven. Maar ter compensatie is hij ook nog steeds dé bonte Paradijsvogel van Vlissingen. Hij gaat helemaal op in de muziek. Het is prachtig om te zien. Ik kan dan ook niet anders dan vertederd naar hem kijken.
Wat een mooie ziel is hij toch. Ook al wordt hij door velen niet voor “vol” aangezien.
Hij kan hij amper lezen of schrijven. Hij begrijpt niets van regels of geld. Maar zijn hart zit op de goede plaats. Hij is onbevangen mooi, eerlijk en oprecht. Zo gek als een deur, maar nooit kwetsend. Soms draagt hij mannenkleren, dan weer vrouwenkleren. Gewoon wat hij op dat moment mooi vindt.
Hoe leuk is dat?
Af en toe blaast hij zonder enige aanleiding op een scheidsrechter fluit. Die draagt hij altijd bij zich. Om zijn vreugde te uiten, maar ook bij dreigend gevaar schroomt Nico niet om die fluit in te zetten.
Het probleem is alleen, dat niet duidelijk is wanneer hij vrolijk is of in gevaar.
Ik had hem al in geen jaren meer gezien. Sinds mijn jeugd kwam hij al bij ons thuis. Soms iedere maand, dan weer met tussenpozen van jaren, constant veranderend van adres. Altijd in de problemen, maar ook blijvend optimistisch. Bijna tegen sluitingstijd verlaten we tevreden stevig gedrieën gearmd de zaal. Onze veroverde tastbare buit bestaat uit Indische hapjes (hoe kan het ook anders), twee gulings (rolkussens) voor de kinderen en een magneetarmband dat kennelijk wonderen kan verrichtten.
Wat echt belangrijk is past niet in een tasje.
Dat gevoel van niet uit hoeven leggen, vertrouwdheid en verbondenheid.
Het warme gevoel van thuis, ver weg…
Comments